P.F. Thomése laat ons in zijn roman De onderwaterzwemmer kennis maken met de levenslange worstelingen van Tin van Heel. We beginnen zijn verhaal wanneer hij als veertienjarige met zijn vader naar de overkant van een rivier zwemt, op weg naar veilig gebied tijdens de Tweede Wereldoorlog. Samen verdwijnen ze in het gitzwarte water, maar alleen Tin komt weer boven. Dertig jaar later volgen we hem met zijn vrouw Vic op een reis door Afrika die hun leven zal veranderen, wat zijn schuld blijkt te zijn. Althans dat denkt hij. Tins hele leven is gebaseerd op het opnemen van schuldgevoel, angst of scepsis tegenover alles en iedereen die zijn pad kruist. Zo treffen we Tin ook op het einde van zijn leven.
Hetgeen mij dan ook het meest verbaast, is het talent van Thomése om binnen één werk verschillende verteltranten te hanteren. De drie fasen van het boek, als jongen bij de rivier, als volwassene in Afrika en als oude man in Cuba, zijn telkens uniek. Het eerste deel lijkt op geen manier op het tweede. Dit bracht me in het begin enigszins in verwarring. Zo concludeert ook Arjen Fortuin, recensent bij NRC Handelsblad: ‘De eerste honderd pagina’s van De onderwaterzwemmer, de nieuwe roman van P.F. Thomése, bevielen me maar half, al kon ik niet precies de vinger leggen op wáár mijn ongemak nu op stoelde.’ (Fortuin, 2015). Door het naar mijn mening geforceerde taalgebruik las ik het eerste deel met enige twijfel.
Bovendien gaf de jonge Tin een nogal ongeloofwaardige indruk door zijn vele oppervlakkige en repetitieve gedachten. Naarmate ik in het boek vorderde, besefte ik wel dat de eentonigheid hoogstwaarschijnlijk een zeer bewuste keuze is geweest. Het contrast tussen de delen is een exacte weerspiegeling van hoe Tins leven zich in twee gesplitst heeft. Zoals je als lezer geen voeling hebt met zijn verleden, heeft het hoofdpersonage dat evenmin. Toch weet ik niet in hoeverre ik de personages geloof, want allemaal blijven ze statisch en ongenuanceerd. Wederom kan dit met opzet gedaan zijn. Tin is en blijft een vreemde in zijn eigen lichaam. De mensen rondom hem lijkt hij nooit echt te zien en zo blijven ze ook voor ons onbekenden.
Ergens ervaar ik wel frustratie. Dit door de eeuwige afstandelijkheid en de informatie die ons wordt ontzegd. Zo weten we niet wat er nu echt met de vader gebeurd is. Ook weigeren de verschillende delen van het boek een geheel te vormen, maar misschien hebben wij als lezer wel geen recht op deze geïrriteerde gevoelens. Het is namelijk alles wat Tin ook ervaart: zijn leven dat maar niet op zijn plek wil vallen, verhaallijnen die ook voor hem abrupt zijn geëindigd.
Zo lijkt het alsof dit boek zich niet kenmerkt door het verhaal van Tin, eerder door het ontbreken ervan. De traumatische gebeurtenissen waarin hij telkens verzeild geraakt, maken dat hij niet in staat is zijn eigen plot te schrijven. Als een verdoofde geest, die er niet in slaagt zijn leven in handen te nemen, zweeft hij door zijn bestaan. Dit wilt echter niet zeggen dat het boek niet leerrijk en authentiek is. Onderwerpen zoals traumaverwerking, schuldgevoel en het matige contact met mensen komen rijkelijk aan bod. In tegenstelling tot vele andere romans liggen de levenslessen er niet dik bovenop. Dit is ergens wel vernieuwend. Het ontbreken van betekenis in Tins leven wil niet zeggen dat we onze eigen conclusies niet kunnen trekken.
Zoals ik in een eerdere alinea vermeld, valt het boek vaak in herhaling. Dit viel me op, maar zeggen dat ik me er aan gestoord heb, kan ik niet. Het lijkt wel alsof Thomése dit zeer vakkundig in zijn werk verweven heeft. Alsof het noodzakelijk is dat je als lezer in dezelfde mantra en trance verkeert, dezelfde radeloosheid en blindheid ervaart. Heel mooi verwoordt Bent Van Looy dit in de Standaard: ‘De onderwaterzwemmer drijft op de sfeer, niet op de plot. Er zijn nogal wat herhalingen en spiegelingen, maar daar heb ik me niet aan gestoord. Meer zelfs, dit verhaal móet zich herhalen, het leven is niet snappy. Daarom moeten de landschappen eindeloos zijn. Je hebt die tijd en die ruimte nodig om tot de essentie te komen.’ (Van Looy, 2015)
Door deze oneindigheid is de kern van De onderwaterzwemmer niet rechtlijnig. Het boek behandelt verschillende onderwerpen waaronder trauma, dat in welke vorm dan ook ergens zal bovenkomen. Ook gaat het over nergens thuishoren. ‘In De onderwaterzwemmer is de afwezigheid van de vader de allesbepalende factor,’ schrijft Arjen Fortuin (2015). Ik ga hier allesbehalve mee akkoord. Het verlies van zijn vader is slechts één enkele schakel in een levenslange ellende. Zijn vader, vrouw en dochter verdwijnen op hun beurt allemaal op de achtergrond, maar op het einde is de enige echte onderwaterzwemmer Tin zelf. Hij laat zich meesleuren door de stroom terwijl de wereld rondom hem afgestompt lijkt.
Zelden vond ik het zo jammer dat ik mijn recensie tot een einde moest brengen. Zelden probeerde ik de intenties van een schrijver zodanig te achterhalen. Zelden heb ik zo vaak mijn boek aan de kant gelegd om de mooie woorden te laten bezinken, om verder na te denken over de psychologische lading. Vanaf het tweede deel blies de auteur mij met deze twee elementen achterover. Ongeacht sommige twijfels die ik tijdens het lezen had, heb ik niet het gevoel dat deze mijn mening over het werk beïnvloed hebben. De afstandelijkheid en vele herhalingen bleef ik Thomése steeds vergeven. Misschien is het juist een verademing dat een roman zo realistisch geschreven is. We beleven als lezer exact wat het hoofdpersonage voelt, aangezien zijn mistroostige leven en karakter niet worden verbloemd. Deze onvolkomenheden maken het verhaal net tot het prachtige, menselijke boek dat het is.