Vorige week hadden we de broer van onze eigenste meneer Serrien op bezoek. Oud-leerling Tomas Serrien kwam een lezing geven op het Forum Ritarum over zijn boek Klank. Achteraf konden we de filosoof samen met zijn broer strikken voor een dubbelinterview. Die laatste is historicus, oud-leerling en leerkracht geschiedenis op onze school. Dit leidde tot een gesprek waarin geregeld afgedwaald werd van de vragen. Het eindresultaat is een artikel met rake treffers over onderwijs, academici en het leven.
Wat zijn de belangrijkste overeenkomsten tussen jullie werk?
Tomas: Gaan we daar alle twee op antwoorden?
Pieter: Jij mag. (lacht)
Tomas: Goh, ik denk dat wij allebei een passie hebben om met iets bezig te zijn dat niet per se nuttig is, iets dat zinvol is. Iets dat niet altijd iets oplevert, bijvoorbeeld geld.
Pieter: (lacht) Ik denk wel dat wij alle twee een thema hebben gekozen dat om een of andere reden niet erg bespreekbaar is. Ik over geschiedenisfeiten die de gewone geschiedenis niet hebben gehaald en jij over filosofie waar we niet zo gemakkelijk over filosoferen.
Tomas: Ja, dat muziekelement dat we als te voor de hand liggend benoemen. Inderdaad, de niet evidente zaken. Dat is misschien iets dat ons bindt.
Wat zijn de grootste verschillen tussen jullie werk?
(lachen beiden)
Tomas: Ik denk dat ik ten eerste helemaal anders schrijf dan Pieter. Vooral omdat mijn broer historisch werkt en heel veel bronnen van andere mensen moet lezen die vaak ook moeilijker te verkrijgen zijn. Hij moet die gaan zoeken in archieven. Historisch onderzoek zorgt, denk ik, voor een schrijfstijl die meer feitelijk is. Terwijl ik als filosoof een argument moet opbouwen. Als dat nergens naartoe gaat, dan is het gefaald.
Pieter: Filosofie is gewoon argumenteren. Ik geloof ook niet dat geschiedenis per se nut heeft. Zo zeg ik dat ook aan leerlingen die keistoer vragen: ‘Wat is het nut van dit vak? Waarom moeten wij dat allemaal kennen?’ Ik vind het antwoord niet dat wij moeten leren uit ons verleden, want dat is het typische antwoord dat ook gegeven wordt in de opleiding geschiedenis. Bovendien zijn we wel erg slechte leerlingen als we moeten leren uit het verleden… Ik geloof dat geschiedenis hetzelfde is als je persoonlijke herinneringen. die maken je een ‘ik’. Jij bent Marie, jij bent Clemence omdat je jouw persoonlijke herinneringen hebt (wijst naar de genoemde redactieleden). Exact hetzelfde geldt voor onze samenleving. Geschiedenis is onze collectieve herinnering en daarom is ze belangrijk. Ik geloof dat een geschiedenisboek kan zonder een wetenschappelijke vraagstelling en dat is vrij gewaagd binnen de academische sector. Ik denk dat jij (wijst naar Tomas) academisch braver bent dan ik.
Tomas: Mijn werk is gebaseerd op mijn thesis. Bij Pieter is zijn eerste boek ook een beetje gebaseerd op zijn thesis, maar toch niet helemaal.
Pieter: Dat is waar.
Tomas: Dus we hebben wel een academische insteek. Toch krijgen we soms wel kritiek van academici.
Pieter: Ik denk omdat wij een breed publiek bereiken. Dat ligt heel gevoelig binnen de academische sector.
Tomas: Jaloezie hoort erbij.
Pieter: Ik denk dat die onder filosofen minder aanwezig is dan onder historici.
Tomas: Dat lijkt zo omdat ik een thema heb gekozen waar weinig mensen mee bezig zijn.
Als ik boeken zou schrijven over de vluchtelingencrisis, ik zeg maar iets, en die filosofisch zou benaderen, zou het wel anders zijn.
Pieter: Misschien moet je eens iets schrijven over vluchtelingen (lacht). Wat een bagger je dan over je heen krijgt, wat een kortzichtige commentaar. Ik heb ooit een opiniestuk over vluchtelingen geschreven. Daarna kreeg ik bedreigingen. Dat was echt pijnlijk, eigenlijk.
Hoe hebben jullie jullie studieveld gekozen? Had jullie opvoeding er iets mee te maken?
Pieter: Onze moeder is historicus en onze vader is socioloog en een beetje filosoof. Op zich zijn wij nog wel opgevoed in, ik zeg niet een vrije omgeving, maar een denkende omgeving. Wij werden heel hard aangemoedigd om mee na te denken, ook over opvoeding. Jij hebt dat minder meegemaakt (wijst naar Tomas), maar wij hielden vroeger vergaderingen. Dat ging dan over het huishouden en dan werd alles besproken. Ik vind dat iets mooi en ik wil dat later zelf met mijn kinderen doen. Mijn vriendin zegt dat soms ook: ‘Kom we gaan een vergadering doen met ons twee.’ Om te luisteren en dingen op tafel te leggen die we willen bespreken, maar waar soms te weinig tijd voor is. Ook in onderwijs is dat iets interessants om over na te denken, want eigenlijk doen wij dat weinig. Wij reflecteren amper over wat we aan het doen zijn. Ik denk dat die levensles de belangrijkste was die we meekregen van onze ouders. Wow, dat is heel filosofisch. Ik was nooit zo goed in filosofie aan de universiteit. (lacht)
Tomas: Er is ook wel een beetje iets rebels. Dat komt van onze moeder.
Pieter: Zij was een echte rebel.
Tomas: Iets rebels in de betekenis van: we gaan toch geen ingenieursopleiding volgen? Dat kan tof zijn en een zinvolle job opleveren, maar dat is te evident. Zo een opleiding, daar kiezen zo velen voor. Wij wouden weg van de mainstream.
Pieter: Toen ik geschiedenis ging studeren, heeft onze moeder gezegd dat ik op kot moest. Daarom ben ik naar Leuven getrokken, omdat ik moest leren leven. Ik vind dat een ijzersterk argument.
Tomas: Anderzijds is het niet dat we verwaarloosde kinderen zijn.
Pieter: Wij zijn ook geen hippiekinderen, nee. Pas op, een van mijn beste vrienden grapt wel altijd dat onze ouders hippies zijn.
Heeft julie opvoeding jullie ook aangezet om beide te gaan schrijven?
Pieter: Ik ben er echt ingerold. Ik heb gewoon de kans gekregen om een boek te schrijven na mijn studies. Als kersvers historicus dacht ik net zoals velen: wat nu gedaan? Echt waar, ik wist helemaal niet wat ik wilde doen. Bovendien had ik een diploma dat niks waard was, zo leek het toch in de samenleving. Dat stond ook letterlijk in de krant: ‘Historici werken bij De Lijn en bij de bank.’ Moest ik daar gaan werken? Dat zijn echt twee sectoren die mij totaal niet interesseren. En ik had voor historicus gestudeerd, niet voor chauffeur of bankier. Ook leerkracht wilde ik eigenlijk niet worden, maar toen belde Luc Vercammen. Hij vroeg mij of ik Dries Van Doorn wou vervangen. Ik heb daarop toegezegd en heb toen zelfs Tomas nog in de klas gehad. En wat bleek: ik geef heel graag les! Misschien door er gewoon voor open te staan. Dat is hetgeen dat mij soms stoort hier op school. Oei, nu wordt het gevaarlijk, hè. We willen soms te veel gericht zijn op de toekomst. Aan jullie wordt steeds gezegd:‘Je moet dit gaan studeren, je moet dat gaan studeren. Daarom moet je bepaalde vakken hebben, bepaalde richtingen kiezen en bepaalde keuzevakken volgen.’ We moeten meer bezig zijn met wat we als school willen aanbieden en zijn. Wat onze leerlingen willen zijn in plaats van wat ze willen worden. Vele leerlingen gaan gemakkelijk mee in de redenering dat de zes jaar Sint-Rita enkel een voorbereiding zijn op het hoger onderwijs.
Tomas: Nu geef ik geen les meer, maar ik heb dat ook wel gemerkt als leraar. Vier jaar lang gaf ik zedenleer, gedrags- en cultuurwetenschappen. Het was heel vaak te merken dat die vakken door velen als minderwaardig worden gezien, terwijl net die vakken ons leren over het leven.
Pieter: Niet alleen de school, hè. Het is met de Reada-enquête duidelijk geworden dat leerlingen, ouders en zelfs oud-leerlingen vakken zoals godsdienst zien als onnuttig. Gelukkig wil onze school dat aanpakken en jullie bij Reada ook!
Tomas: Wij zijn een beetje aan het afwijken van de vraag, maar dat heeft natuurlijk te maken met het feit dat wij in economische tijden leven of toch in een maatschappij waarin alles een economisch kantje moet hebben. Dus het is eigenlijk niet nuttig om zedenleer te krijgen of om na te denken over hoe je gaat leven, hoe je keuzes maakt. Nee, je moet er gewoon voor zorgen dat je een job hebt door bijvoorbeeld economie te gaan studeren. Ergens is het wel raar dat je op school dan toch nooit leert hoe je je belastingsbrief moet invullen.
Pieter: Eigenlijk zou gewoon iedereen een vak Oliver Debeuf en een vak Els Bolsens moeten krijgen.
Tomas: In het hoger onderwijs verandert er ook niet veel. Je leert dan van alles en krijgt een diploma, maar nadien ben je op je eentje en weet je ook niet wat te doen. Zestig procent van mijn vrienden wist bijvoorbeeld niet dat je je moet inschrijven bij de VDAB de eerste keer dat je werkloos bent.
Pieter: Maar dat kan soms ook wel positief zijn. Negentig procent van mijn vrienden zijn interessant omdat ze niet weten wat ze willen doen of waar ze naartoe willen. De andere tien procent zijn dan weer heel boeiend omdat ze weten wat ze willen en daar ben ik ook wel jaloers op.
Tomas: Ik denk wel dat het onderwijs vandaag de dag meer gericht is op het vinden van een job dan op het voorbereiden op het echte leven.
Pieter: Dat is het rare. Het is niet omdat je een diploma hebt, dat je een job vindt.
Tomas: Dat is waar, maar we creëren die illusie wel. Tachtig procent van mijn vrienden heeft ook menswetenschappen gedaan. En slechts bij weinigen past hun job bij hun studies, maar we zijn alweer aan het afwijken. (lacht)
Welk boek zouden jullie als het meest relevante bestempelen?
Pieter: Als mijn werk niet relevant zou zijn, zou ik het ook niet schrijven. Tomas natuurlijk ook niet.
Tomas: We kunnen het wel hebben over de gelijkenis. Zowel Pieter als ik schrijven over onderwerpen die emotioneel een belangrijke rol spelen. Trauma, verwerking, muziek, kunst. Ik denk dat die emoties fundamenteel ook de relevantie weergeven, want academisch onderzoek is vaak heel droog, zowel filosofisch als historisch gezien. Wij doen het iets anders.
Pieter: Vele historici hameren er op dat dat objectiviteit belangrijk is. Ik geloof echter dat mijn lezers wel beseffen welk oordeel ze moeten vormen uit alle input. In mijn laatste boek laat ik zelfs Adolf Hitler aan het woord over hoe hij 11 november 1918 heeft beleefd. So be it. Mensen zullen daar wel een oordeel over hebben. Ik vind dat heel belangrijk. Dat doen academici soms slecht. Zij lijken vaak te beweren dat ze de waarheid in pacht hebben en wel zullen uitleggen hoe het allemaal in elkaar zit, terwijl dat net het zalige is aan het leven: we kunnen het allemaal niet begrijpen.
Tomas: We willen nu ook niet te veel kritiek geven op de academici, want zij hebben ons wel opgeleid. Academici ondervinden vaak weerstand bij het idee dat hun wetenschappelijk onderzoek te snel het zonlicht ziet. Ze vrezen voor verlies van nuance. Er heerst dan een kloof tussen hun ideeën en hoe ze die verwoorden. Ik denk dat dat net zo interessant is aan het leven. Taal en ervaring, daar is sowieso een kloof tussen. Dus vanaf je iets uitdrukt in woorden, heb je sowieso iets niet verteld. Daar kunnen academici gewoon niet zo goed tegen.
Reada dankt de broers voor het interview.
Meer info over beiden kan je vinden op hun sites:
Forum Ritarum:
https://forum-ritarum.webnode.be/
Geschreven door
[tooltip tip=”Toekomstige minister van onderwijs”]Lander Huyck[/tooltip]
[tooltip tip=”drinkt thee en knuffelt met katten”]Clemence Van Ginneken[/tooltip]
[tooltip tip=”draagt sokken die haar outfit matchen. Altijd.”]Marie Verhoeven[/tooltip]
Op vraag van Pieter …
In het eerste jaar zeggen we nog altijd dat we dankzij geschiedenis kunnen leren uit onze fouten. Als onverbeterbare naïeveling geloof ik dat zelf nog altijd. Geschiedenis is immers een jonge wetenschap. Het experiment om, een nog steeds beperkt deel van de mensheid, er aan bloot te stellen, loopt nog maar net. Het effect op lange termijn is nog niet bekend.
Geschiedenis geeft ons de nodige inzichten om de toekomst waarin we willen leven te dromen én daar naar toe te werken. Zonder geschiedenis zou je het idee kunnen krijgen dat iets vast kan liggen. Alles verandert altijd. Dat is wel een constante.