De avond valt. Moeder vraagt of de kerstverlichting uit mag, of ik de lichten wil dempen. Ze oppert een nachtkus en wenst me mooie dromen toe. Slaapzacht, ik blijf nog even op, zeg ik. Iedere aanwezige trekt zich terug naar huis of naar de bovenverdieping, waar de nacht haar intrede doet. Ook aan een kerstfeest komt een einde. De tijd kunnen we niet tot stilstand brengen noch inhalen of in de hand houden. Met een vriend praat ik na over de inhoud van het begrip ’tijd’. Net zoals de liefde en de dood is zij een medaille met twee keerzijden, zoals een roos die op het eerste zicht prachtig oogt, maar prikt eens je haar aanraakt. Van jongs af aan leren we dat we de positieve kant uit het leven moeten halen, dus zoals het hoort, tracht ik ook de tijd gunstig te benaderen. Zonder tijd zouden we eeuwig vastroesten in diepgravend verdriet en eindeloze pijn, want zeggen ze niet “de tijd heelt alle wonden“? Het maakt dat alles, hoe tergend en iedere schijn van geluk wegterend ook, altijd goed komt. Alles komt altijd goed. Dit zeg ik niet om u de les te spellen of om verjaarde clichés aan te halen waarvan ieder mens ze dagelijks naar het hoofd geslingerd krijgt. Dit zeg ik om u te doen genieten van de kleine dingen, van een glimlach bijvoorbeeld, het mooiste wapen dat een mens kan bezitten. Ik put oneindig veel meer energie uit één oprechte glimlach die ik krijg van een ander, dan dat het mijn krachten wegneemt wanneer tien dwazen weigeren hun schoonheid bloot te leggen. Met één knipoog brengen we het feest op gang, het leven, en het is niet de mooiste die het feest zal winnen. Ik dwaal af. Wat ik wil zeggen: de tijd maakt dat oneindigheid der dingen onmogelijk is, zowel oneindig geluk als oneindig verdriet. De jeugd is misschien wel de mooiste periode in het leven, maar de prijs die we ervoor betalen, is haar eindigheid (geïnspireerd door de korte inleiding, die trouwens vreselijk saai en geestdodend werd gebracht door een vrouw die eerder een kwelling veroorzakende bijeenkomst moet inleiden dan een wereldklassieker, van de daarentegen prachtige opera La Bohème).
De avond valt. Moeder vraagt of de kerstverlichting uit mag, of ik de lichten wil dempen. Ze oppert een nachtkus en wenst me mooie dromen toe. Slaapzacht, ik blijf nog even op, zeg ik. Pogend de lucht te vangen in mijn steeds weer sluitende hand, denk ik na over hoe ik de tijd deze nacht zal doden. Ik reik naar pen en papier en zoek de juiste woorden die passen bij een eerste column. Drie dingen in mijn leven zijn niet tot stilstand te brengen: mijn gedachten, mijn liefde voor de allesomvattende en onvatbare taal, en de dans, de eeuwige, zalige dans. Ik zou kunnen schrijven over de schoonheid van taal of over het inzicht dat ik zonet heb verworven over de dood (bedenking: dat klinkt misschien een beetje cru voor een eerste column), maar in plaats daarvan begeef ik me stapvoets naar de speakers en draai de muziek zo luid mogelijk. Vergeet even de context dat het kerstfeest net is afgelopen en dat de bejaarde buren waarschijnlijk in lang vervlogen tijden al naar dromenland zijn heengegaan, en dat ik dus morgen voor de achtste keer op rij rode rozen zal moeten kopen om de vrede te bewaren en hun woede niet te voeden. Afgezien van dat hartverscheurende feit voel ik de hevige drang om te dansen, onverstoord te dansen, alsof mijn leven ervan afhangt. Slechts één medaille heeft geen negatieve keerzijde: de dans, de totale uitputting, het draven door de leegte, spurten weliswaar, totdat je benen je benen niet meer zijn. Badend in het zweet val ik neer op de grond en het enige wat ik denken kan: meer, weg van hier, me niet langer bekommeren om wat ik je nog zeggen wou, slechts hier en nu telt.
Ik laat me mijn ademhaling terugvinden en spreek mezelf toe: nu moet je echt die eerste woorden op papier pennen. De kunstleerkracht van een trouwe kennis zou zeggen: “Inspiratie komt niet door naar een leeg blad te staren. Als je wil dat de kip eieren legt, zal je ze moeten voeden.” Ik werp een blik op de klok: drie uur na middernacht. Wat als ik nu eens zou schrijven over het verstrijken van de tijd? Zouden ze dat niet oké vinden voor een eerste column? We spreken tenslotte toch over het begin van iets nieuws, de schoolkrant? En het is kerstmis, waarom niet?
De ochtendstond breekt aan. Moeder vraagt of de kerstverlichting aan mag, of ik de gordijnen weer wil openen. Sneeuw ligt er niet. Ze oppert een welgemeende goedemorgen en wenst me een fijne kerst. Goedemorgen, ik ga slapen, zeg ik. Ook aan de nacht komt een einde.
Leonie Maes
Wow… Talent!
Respect echt bangelijk goed geschreven !
Zo mooi! Wat een talent!