Het eerste kortverhaal van Reada is een feit!
King’s Cross, Londen. Maandag 8.55u. James Oxford wandelt het overvolle station binnen en beent zich doorheen de drukte. Ook vandaag, mede door het ronduit afschuwelijk slecht weer, is de ergernis aan duwende en trekkende mensen enorm. Zijn tas dicht tegen zich aangedrukt en zijn hoed beschermend, begeeft hij zich met vaste tred naar spoor 7. Daar staat zijn trein hem immers zoals elke ochtend sissend op te wachten.
Hij arriveert op het perron, terwijl een paar monteurs op een stelling naast het spoor met veel lawaai sleutelen aan het knipperende zwarte bord, waarop normaal belangrijke mededelingen staan. Zoals steeds stipt één minuut te vroeg, negeert hij het bord volledig. Waarom zou hij daar immers naar kijken? Zijn horloge zegt toch genoeg? De stationsgeluiden galmen door de grote hallen, aankondigingen worden in een echoënde stem omgeroepen en geroezemoes dekt zich als een deken over de mensenmassa. Ook vandaag staat zijn trein er, precies op tijd.
James is een erg stipte horlogemaker, al jaren in het vak en gezegend met een uiterst precieze expertise. Het is een typische Britse ‘sir’ met pak, hoed en inktzwarte aktetas en een klasse waarmee u er nog maar weinig aantreft dezer dagen.
Hij trekt kordaat zijn pak recht en stapt na een laatste blik op de stationsklok de verroeste trein binnen. ‘Mind the gap!’, klinkt door zijn hoofd, als hij het trapje van de trein opstapt en doorloopt naar voren. Ook vandaag gaat hij weer op zijn vertrouwde plaats zitten: eerste coupé, derde rij en meest linkse bank naast het raam. Hij vist zijn zakhorloge – waaraan hij zeker twee jaar gewerkt heeft en dat hij is gaan koesteren alsof het zijn eigen kind is – uit zijn jaszak, kijkt op de secondewijzer en telt af. Steeds opnieuw vertrekt de trein exact op het moment dat zijn minutenwijzer doortikt naar de eerste minuut over negen. Steeds opnieuw, want zo is het altijd al geweest en zo zal het altijd zijn.
Al wachtend dwalen zijn gedachten, ook zoals steeds, af naar dat gênante moment, zo’n drietal jaar geleden, waarop er iemand op zíjn plaats zat. Hoewel hij ondertussen begrepen had dat je plaatsen in de trein niet kan reserveren, had hij zich toch niet kunnen beheersen en de man aangesproken. Het was een zakenman zoals je ze in Wallstreet aantreft, zonder manieren en enkel gefocust op het gewin. Eentje die dus niet wou gaan verzitten, ervan overtuigd dat James’ vraag ‘ronduit belachelijk’ was. Wat er exact gebeurd is na die uitspraak is James niet meer helemaal duidelijk, maar de stationspolitie was moeten tussenkomen en hij was meer dan drie uur te laat op zijn atelier, met daarenboven drie scheuren in zijn pak. Het was de ergste dag uit zijn leven.
Maar als hij zich vriendelijk tot de voorbijlopende conducteur wendt en wil vragen of híj zich dat nog herinnert, mist hij de vertrouwde bakkebaarden en kroezelige snor. Snel slikt hij zijn woorden in. Zou Richard ziek zijn? Of heeft deze conducteur zich van trein vergist?
Lichtjes bezorgd zet hij zijn tas op zijn schoot, focust zich, nog steeds tellend, weer op zijn horloge en weegt het koude staal in zijn handpalm, genietend van de zwaarte en precisie waarmee het is vervaardigd.
Vijf, vier, drie, twee, één.
Met een onhoorbare klik tikt de minutenwijzer naar 9.00u. Hij slaakt een zucht en kijkt door het raam naar de aanlopende mensen die, zoals steeds, net niet te laat zijn. Dromend verzint hij bij elk individu een verhaal. Die oudere, rosse vrouw met haar ingevallen ogen en afgedragen kleren bijvoorbeeld schildert hij af als een kettingrookster en alcoholieker met een zwaar verleden, als een vrijgezel die niet echt haar best doet om haar leven weer volledig op de rails te krijgen omdat ze haar lot aanvaard heeft. Of dat ietwat dikkere jongetje daar heeft ongetwijfeld eetproblemen door slechte opvoeding.
Vijftien, veertien, dertien, twaalf, …
James werpt een blik op de wijzerplaat en telt met de secondewijzer mee af tot die op de eerste minuut valt. Hij voelt de wielen al schokken en hoort het vertrouwde gezoem opwellen in de buik van de trein. Zijn maag wordt de langzame stuwing gewaar en hij geniet van het komende, steeds versnellende ‘gedoekdoek’ als de trein aan snelheid wint. In zijn hoofd ziet hij het station langzaam achter zich vervagen en bereidt hij zich al voor op de Londense gevels die, na een minuut of tien, ook weer plaats zullen maken voor het Britse platteland van groene heuvels en uitgestrekte velden.
Als hij zijn ogen echter opent, staat de trein stil.
Geschokt draait hij zich met een ruk naar het raam, waarachter de conducteur nog een praatje slaat met een corpulente en Amerikaans-uitziende reiziger, die duidelijk niet weet waar hij zijn moet.
James’ hart begint wild te kloppen. Zou hij deze nieuwe conducteur moeten melden dat hij te laat is? Dat de trein al meer dan 10 seconden te lang op dit perron staat? Nee, dat durft hij niet.
Hij slikt en wacht nog precies een halve minuut. Als hij immers opstaat om de conducteur met zijn neus op de feiten te drukken, bestaat de kans dat hij zijn vertrouwde plaats kwijt is. Maar als hij blijft zitten, gebeurt er niets…
Plots schiet hem echter een ander mogelijkheid te binnen. Misschien staat zijn horloge fout!
Onmiddellijk buigt James zich over het mechanisme en bestudeert het van dichtbij. Hij tikt op het glas voor de wijzerplaat en schudt ermee, de nijdige blikken die zijn medepassagiers hem over hun krant heen toewerpen zo vriendelijk mogelijk opvangend met een valse glimlach op zijn vertrokken gezicht. “Mijn excuses. Mijn horloge is van slag, vrees ik”.
Zijn trillende vingers draaien het horloge om en openen de achterkant. Zijn wangen branden van schaamte. Hij tuurt naar het mechanisme, dat ondanks alles stug doortikt. Radertjes lopen, de balans wiegt heen en weer op de maat van het uur en het getik klinkt vertrouwd. Alles lijkt in orde te zijn. Hoe kan het dan dat de trein nog steeds niet vertrokken is? Paniekerig begint hij één voor één alle onderdelen los te vijzen, mompelend dat dit de eerste keer is in zijn 27-jarige gewoonte de trein naar Southampton te nemen dat zoiets gebeurt.
Opeens echter wordt hij bruusk tegen zijn leuning gedrukt, valt zijn horloge kletterend uit zijn handen op de grond en barst het glas in duizenden stukjes, allemaal zo onverwachts dat het zich in slow-motion lijkt af te spelen.
De trein vertrekt.
Vloekend raapt hij, eenmaal bekomen van de schok, het uurwerk op terwijl het rijtuig met het gekende maar op dit moment niet echt vertrouwde ‘gedoekdoek’ vaart maakt.
In een waas zoeft de bakstenen stationsmuur met het net gerepareerde bord op de muur aan hem voorbij, net voor de trein de buitenlucht in dendert:
Spoor 7: uitzonderlijke spoorwissel Oxford-Southampton.
door Kamil Bernaerts
fijn verhaal, prettig om lezen
Schitterend!
Meer van dat, graag. Dank u
Hee, knap hoor! Onderhoudend en heel sterk taalgebruik.